Ze zei dat ze honger had.
Ze zei te willen sterven van honger.
Eetlust, dacht ik. ‘Bloedlust’, zei ze.
Zei ze dat? Hoorde ik dat? Het onderscheid tussen horen en luisteren, tussen verstaan en horen was me zes glazen eerder al ontgaan. Verzopen.
Het enige wat me niet ontging waren haar ogen. Staalhard blauw. Waar een heel universum achter verscholen leek te liggen. Ontelbare nevels en spiralen, web van verlangens.
Zag ik. Dacht ik. Dacht ik te zien.
Maar het verschil tussen kijken en zien was al even verzopen als het verschil tussen verstaan en horen. Verhoren. Horstaan. Nog eentje dan. Dubbel graag. De wereld verdween in haar ogen, mijn ogen wisselden het verzuipen in haar staalblauw af met het staren naar haar borsten, haar decolleté, haar vrouwelijkheid dat zich al net zo prominent manifesteerde als het web van verlangens in haar ogen. Of als de alchohol in mijn lever.
Honger. Eetlust. Lust.
Zei ze ‘bloedlust’?
‘Lust je bloed?’
‘Ben je ongesteld?’
Ze grijnsde, parelwit, breedbeeld, kaarsrecht, ode aan de orthodontie.
Neem me mee.
Kun je liefhebben? Liefdeslust. Bloedlust.
‘Ik kan liefhebben’, fluisterde ze. De wereld danste en stampte, ik dacht aan bloedlust. Aan lust. Aan ongegeneerd haar bed onderkotsen. Aan verhoren en verzuipen en verstaan en verdoemen. Aan bloed. Dan maar de liefde.
Het werd bloed. En niet weinig ook.
Slagtanden als dolken doorboorden mijn hals. Vreselijke lust. Vleselijke lust. Hoe meer de pijn aanzwol, hoe heviger ik verlangde. Naar lust. Bloedlust. Naar bloed. Naar pijn. Naar eeuwigheid. Naar onslapen. Ondood. Geen einde aan de pijn. Onpijn.
‘Eeuwig de jouwe’, fluisterde ik en sneed mijn tong open aan mijn hoektanden, scherp als de staart van Lucifer. Dat was wat achter haar ogen lag besfte ik: de uitgerekte eeuwigheid van de ondood. Blikvangers van het kwaad.
Sirene van Leviathan.
Nooit meer ontwaken, nooit meer ontslapen. De waanzin van de pijn als vederlichte vingeroefening, ondraaglijk licht. Ondood, ondraaglijk. Loflied op oneindigheid.
Ja, ik kan liefhebben. Voor eeuwig en langer dan dat. Kun je liefhebben?
Lief. Hebben. Tot de dood ons scheidt. Hebben. Liefste.
Laten we drinken. Glazen vol, donkerrood, bittere ijzersmaak als levenselixer.